In het museum voor prehistorie in Valencia hangt een kaart van de Vía Augusta. Deze weg uit de oudheid liep van Carthagena Nova naar Gallië en Rome. De Vía Augusta was in de Romeinse tijd de hoofdweg langs de kust van Hispania. Over deze weg trokken handelaren, reizigers, werklieden, legers van stad naar stad. De weg moet voor de tijd dat de Romeinen Hispania veroverden al bestaan hebben, want de handel en contacten met de Iberiërs en andere volkeren was al eeuwen oud. De laatste 250 kilometer van de Camino del Cid ligt op bijna dezelfde route als deze Vía Augusta. In mei van dit jaar heb ik deze Camino van Valencia naar Orihuela gelopen. Ik ontdekte niet alleen de Romeinse steden die aan de Vía Augusta lagen, ik ervoer letterlijk wat het is om van de ene belangrijke stad naar de andere te lopen. In de komende blogs schrijf ik over deze wandeltocht en deze oude route.
Mijn wandeltocht start in Valencia. Om een beeld te krijgen van de stad zo’n 2000 jaar geleden bezoek ik de eerste dag het l’Almoina. Dit is een archeologische site midden in Valencia. Onder het plein ligt een opgegraven deel van het Romeinse forum, de basilica en de Romeinse hoofdwegen, de Cardo Maximo. De archeologen hebben verschillende lagen blootgelegd waardoor het een ware reis is door de tijd. Zo ligt er een oud badhuis uit de Republikeinse periode en liggen er resten van oude pakhuizen. Naast de overblijfselen van de basilica liggen de fundamenten van een zevende eeuwse absis. Deze absis wordt toegeschreven aan een kerk gewijd aan de vierde eeuwse martelaar Vicente. Het zijn de eerste bekende overblijfselen van een christelijke kerk in het centrum van Valencia. Deze resten komen uit de zevende eeuw, ruim twee eeuwen na het instorten van het West Romeinse rijk. In het l’Almoina zijn ook de overblijfselen te zien van een begraafplaats die rond deze eerste kerk lag. Het toont aan dat vanaf de zesde eeuw het centrum van het Romeinse Valentia veranderde. De bevolking van de stad nam af. De gebouwen werden niet meer onderhouden. De stad verruïneerde. Er ontstonden lege plekken. Vlak naast het forum bouwde men een kerk. Rond de kerk begroef men de doden. Later bouwde men op een steenworp afstand een grotere kerk waarvan in het l’Almoina alleen een klein stuk muur te zien is. Een groot deel van deze kerk ligt nu onder de kathedraal van Valencia.
Honderd meter van l’Almoina is onder een modern kantorencomplex de crypte en gevangenis van San Vicente te bezoeken. Verscholen achter een glazen deur met hekwerk ligt de toegangspoort. De crypte zelf is een kleine ruimte waarin een aantal laat-Romeinse muren staan. Tussen de muren ligt een graf met beenderen. Er staan een vier iconostasis, stenen schermen met gebeeldhouwde motieven en een hekje voor. De resten van de crypte zijn waarschijnlijk de overblijfselen van een baptisterium van de eerste kathedraal van Valencia dat later in de zesde eeuw is heringericht voor de verering van de botten van de martelaar. De christenen in het laat-Romeinse Valencia hadden in de vierde en vijfde eeuw hun begraafplaatsen buiten de Romeinse stad. Er zijn resten van begraafplaatsen gevonden in de wijk la Roqueta dat nu ten noorden van het station ligt.
Het zou zo maar kunnen dat de diaken Vicente, die tijdens de vervolging van de christenen onder Diocletianus gemarteld werd, daar begraven is. Het is bekend dat er een martelaren cultus in de vierde en vijfde eeuw ontstond. Op de graven van martelaren uit de vervolgingen in de derde en vierde eeuw bouwden men altaren. Deze lagen buiten de stad, zoals duidelijk te zien is in Mérida bij het graf van Santa Eulalia. De gelovigen wilden zo dicht mogelijk bij de martelaar begraven worden. De aanzienlijkste van de christelijke gemeenschap kregen een graf het dichtst bij de martelaar. Waarschijnlijk is het niet anders gegaan met Vicente. Toen het inwoneraantal in Valencia in de vijfde en zesde eeuw sterk daalde door de ineenstorting van het West Romeinse rijk en er ruimte ontstond in het centrum van de stad bouwden men er kerken. Lege plekken rond de kerk werden begraafplaatsen. De eerste kathedraal in Valencia die voor een groot gedeelte onder de huidige kathedraal ligt had aan de zuidzijde een kruisvormig baptisterium. In de zesde eeuw zijn de beenderen van Vicente verplaatst naar dit baptisterium verplaatst. Omdat er geen schriftelijke bronnen zijn over de verplaatsing, noch archeologische bewijzen, kan je nog steeds van een Spaanse gids horen dat dit de gevangenis van San Vicente is, dat hij hier gemarteld is en dat hij hier begraven is.
Mijn tocht naar Orihuela, start niet zonder dat ik het museum voor de prehistorie heb bezocht. Ik had niet verwacht dat in dit museum met de naam Prehistorisch museum ook stukken liggen uit de Romeinse en Visigotische tijd, maar tot mijn verbazing lagen daar een aantal prachtige stukken. De zaal met Romeinse en Visigotische stukken is niet groot, maar zeker het bezoeken waard. Zo ligt er een vrijwel ongeschonden bronzen beeld van de god Adonis. Het is uit de zee gevist voor de kust van Valencia. Het is uniek omdat brons vaak werd hergebruikt en er daardoor weinig complete bronzen beelden nog te vinden zijn. Dit beeld is van top tot teen nog compleet. Aan het einde van de zaal staan een aantal stukken uit de zesde en zevende eeuw, munten van Sisebuto en Suintila, een bronzen kruis uit een klooster en raamkozijnen van het paleis van Teodomiro.