Vorige maand schreef ik een blogje over de villa van Veranes. De archeologische vindplaats van de laat-Romeinse villa van Veranes is een prachtige plek. Het ligt niet ver van de havenplaats Gijón. In de vierde en vijfde eeuw bouwde een rijke landeigenaar van een fundi een villa op deze plaats. Deze is tussen 1997 en 2008 opgegraven. De fundamenten van de villa zijn prachtig geconserveerd met overblijfselen van de thermen en mozaïeken vloeren. Wat mijn interesse wekte was het gebouw dat lang na de vijfde eeuw bleef bestaan als kerk. De villa van Veranes werd in de vijfde eeuw verlaten en verviel tot een ruïne, behalve het triclinium en de zuidelijke vleugel van de villa. Deze bleef in stand doordat deze ruimte transformeerde tot kerk.
Wanneer ik de site bezoek is er niemand aanwezig en kan ik rustig rondlopen en de fundamenten van de villa bekijken. De vloer van het triclinium bestaat nog steeds uit mozaïek. De muren zijn hoger dan de rest van de villa en tegen de apsis staan nog brede steunberen. Ik kan er omheen lopen en de resten van wat ooit een vroeg christelijke kerk was goed bekijken. Het moet ooit een zaalkerk van ruim 120 m2 geweest zijn. Er zijn geen pilaren of zijbeuken. Er is wel een halfronde apsis. De dikke muren moeten hoog zijn geweest en er moet een houten dak met dakpannen op dit gebouw hebben gelegen. Voor de ingang van deze zaalkerk lag het frigidarium van de villa, het koude bad van de thermen. Het bad kwam goed van pas in de vroeg christelijke kerk. Het was het baptisterium waar de eerste christenen gedoopt werden. Dit deel van de laat-Romeinse villa heeft nog tot in de veertiende eeuw gefunctioneerd als kerk. Ik sta hier naast één van de weinig bekende overblijfselen van een vroegchristelijke kerk in Asturias. Dat is best bijzonder, want de meeste resten van de kerken uit de laat-Romeinse periode zijn verdwenen in Spanje.
Kerstening in het Spaanse landelijk gebied
Deze resten tonen de transitie die het Romeinse Rijk in de vijfde en zesde eeuw onderging in noordwest Hispania. Vanaf het moment dat keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst uitroept in 380 verspreidt dit geloof zich sneller over het Romeinse Rijk. De Romeinse elite, die zich lang behoudend heeft gedragen, laat zich nu ook bekeren. Het is een manier om de eigen posities te beschermen. Men kan namelijk alleen overheidsfuncties uitoefenen wanneer men gedoopt is. En dus groeit de kerk sneller. Ook de functie van bisschop wordt steeds aantrekkelijker. Bisschoppen krijgen steeds meer macht in de steden. Ze worden gekozen door de gemeenschap uit de rijke en machtige families. Het christendom is in die vroege periode een stedelijke aangelegenheid. In de landelijke gebieden, waar grote villa’s liggen en de landerijen bewerkt worden door pachtboeren, is dit niet vanzelfsprekend. Uit schriftelijke bronnen kennen we de verhalen van monniken en bisschoppen die noordwest Spanje doorkruisen om de bevolking te bekeren en heidense praktijken tegen te gaan. De oude geloofstradities zijn hardnekkig. Martín van Braga, de abt-bisschop van Dumio, schreef in de tweede helft van de zesde eeuw daarover het boek De correctione rusticorum. Hij stelde dat oude heidense tradities en religieuze praktijken welig tieren onder de landelijke bevolking, ondanks dat zij zich al bekeerd hadden tot het christendom. Braulio van Zaragoza noemde de aanval van Leovigildo op de Cantabriërs in 574 een goddelijke straf, omdat dit volk volhardde in heidense praktijken en oude gewoonten.
Eerst kerken in het landelijk gebied
Wanneer we buiten de oude Romeinse steden in Hispania op zoek gaan naar resten van de eerste kerken komen we vaak terecht bij de laat-Romeinse villa’s. Dit zijn de plaatsen waar de Romeinse eigenaren kennis van de nieuwe religie uit de steden meebrachten. Maar evengoed kunnen dit de handelaren zijn die de goederen kwamen halen of de landarbeiders die misschien wel tijdelijk de arbeidskrachten in de villa kwamen versterken. Hoe dan ook, het zijn de eigenaren van deze villa’s die ruimtes inrichten voor de christelijke cultus. Ze laten zich voorstaan op hun christelijke geloof, zoals de eigenaar van de villa Fortunatus in de provincie Zaragoza die in de vloermozaïek het christus monogram laat opnemen.
Zo zijn er van de villa van Veranes twee zandstenen stèles bekend met inscripties met meerderde christus monogrammen (Chi Rho tekens met Alpha en Omega). Deze werden aangebracht op een deurpost, dus duidelijk zichtbaar voor de bezoekers van de (verlaten) villa. De ruimte voor de christelijke cultus wordt onderhouden en blijft behouden. De rest van de gebouwen verruïneren, de stenen en andere materialen worden hergebruikt. Het triclinium blijft staan en de muren zijn nog tot in de negentiende eeuw zichtbaar in het landschap. Rond het villa-gebouw dat als kerk gaat dienen worden mensen begraven. Bij de villa van Veranes is er rond het triclinium een necropolis gevonden met 85 graven. Ze zijn op dit moment niet zichtbaar meer op de site zelf, maar in het centro de interpretación hangen wel kaarten van de necropolis en staat een maquette van de situatie rond de elfde eeuw met de necropolis. De archeologen onderzochten de ouderdom van de menselijke resten in de graven. Ze zijn te dateren vanaf tweede helft vijfde eeuw tot aan de zevende eeuw. De oudst gedateerde graven liggen binnen in de oude hal van de villa. Men heeft de vloer opengebroken en we kunnen er vanuit gaan dat de villa al verlaten was toen de eerste graven gedolven werden. Een van de twee stenen met de christus monogrammen is gevonden in een graf vlak naast de vervallen hal van de villa. Men gebruikte de stenen en dakpannen van de villa om de graven mee te maken en te bedekken.
De transitie van de villa van Veranes
Het onderzoek bij de villa van Veranes geeft ons een mooi inkijkje in de transitie van de villa in de vijfde en zesde eeuw. De pars urbana wordt verlaten in de tweede helft van de vijfde eeuw of begin zesde eeuw, behalve het triclinium en de zuidelijke vleugel. Deze blijven bestaan. In de negende eeuw staat het triclinium bekend als de kerk van San Pedro en Santa María van het gehucht Riera. Men gaat er van uit dat dit gebouw niet is vervallen en in de achtste of negende eeuw vanaf de grond is opgebouwd. Het behoud van het kerkgebouw in de negende eeuw rechtvaardigt de stelling dat het triclinium continue in gebruik is geweest vanaf de vijfde eeuw. Andere feiten ondersteunen dit. Het was bijvoorbeeld gebruikelijk dat heidense gebouwen die in de vroeg christelijke periode getransformeerd werden tot kerk vernoemd werden naar San Pedro en Santa María. En de aanwezigheid van een frigidarium, een zwembad bij de thermen, was daarbij een extra plus. Het is bekend dat deze gebruikt werden voor de christelijke riten als de doop, het volledig onderdompelen van iemand. De aanwezigheid van resten van middeleeuwse huizen en metaalproductie op het terrein van de villa én de aanwezigheid van de term Beraní in de schaarse middeleeuwse bronnen doet vermoeden dat deze plek tot aan de veertiende eeuw een religieus centrum van een parochie is geweest. De aanwezigheid van de necropolis rondom de kerk die tot aan de veertiende eeuw in gebruik is geweest bevestigt dit. Daarna is het centrum vervallen en de parochie waarschijnlijk verplaatst naar de abadía van San Juan Bautista in Cenero.
Bron: C. Fernández Ochoa, F. Gil Sendino, G. Salido Domínguez, Nuevas evidencias del cristianismo en Asturias: los crismones de la villa romana de Veranes
Wil je reageren op dit artikel? Dat kan via onderstaande formulier.